image/svg+xml

Het personeel op het station van Wierden deel 3

Verhaal

Het personeel op het station van Wierden deel 3

Plaatje bij verhaal: wk_30_personeel_ns_wierden_1.jpg

Het personeel op het station van Wierden deel 3.


Het dagelijkse reilen en zeilen op het station vond plaats onder het toeziend oog van de stationschef. Hij zag toe op de kaartjesverkoop, de veiligheid, het goederenvervoer en alles wat er bij het spoorbedrijf komt kijken. Voor zover bekend was dhr. C.P. Trotsenburg de eerste stationschef van Wierden. Vervolgens werd deze functie bekleed door C.T. de Wit (van 1893 tot 1919; in 1907 promoveerde hij tot “3e klasser”), dhr. Ebeling en J. Sutherland (van 1924 tot omstreeks 1949). In 1959 vierde R. van Velsen zijn 40-jarig ambtsjubileum in restaurant Beukers. Hij noemt zich “stationschef Wierden” maar onbekend is vanaf wanneer hij te Wierden diende. Waarschijnlijk is ook een zoon van eerdergenoemde De Wit stationschef van Wierden geweest. Na de oorlog kreeg Wierden ook te maken met zogenaamde treindienstleiders. Achtereenvolgens waren dat dhr. C.L. Donninger (rond 1957), dhr. J.M. Meessen (tot 1965) en dhr. C.O.N. Leget (vanaf 1965). Andere “soorten” spoorwegpersoneel waren bijvoorbeeld de stationsassistent, de rangeerder, de spoorwegarbeider of de stationsbeambte. De heer Herman Elhorst, getrouwd met de dochter van stationschef J. Flim uit Vriezenveen, was één van hen en werd in 1943 te Wierden geplaatst als leerling-stationsambtenaar voor 11 gulden per week. Hij hoefde vanwege familieomstandigheden (vader was arbeidsongeschikt) niet te Wierden in de kost en mocht in Almelo de Riet blijven wonen. Elhorst hield zich bij het station onder andere bezig met de kaartverkoop en het fietsenvervoer. Kaartverkoop en seinhuis alsmede 4 morsetoestellen waren ondergebracht in één ruimte en Elhorst mocht zich vanwege zijn jonge leeftijd (nog geen 21) alleen onder toezicht bezighouden met spoorveiligheid. Collega’s op dat moment waren in ieder geval:
J. Sutherland, B. Eugelink, J. Stenekes, A. Schunselaar, H. Elhorst, J. Zandvliet, J. Eshuis, J. ten Brinke, F.J. Noltes, H. Dijkgraaf, G. v/d Willigen, Joh. Eeftink, B. Eshuis, B. Strikker, H.A. Smit, J. Minkjan, J.G. Schintz, A. Vledder, J. Vos, Strating, A. Draaier, B. Jordens sr., J. Meulenkamp, H. Wachter, H. Marsman, H. Drenth, J. Jordens jr., H. Gierveld, L. Harmsen, Th.J. Hűskes, G. Veneman, J.C. Snoek, H. Roeloffsen, H. Reitsma en A. Schutteman.

Bestaansrecht station Wierden


Het bestaansrecht van het station heeft diverse keren ter discussie gestaan. In 1937 bijvoorbeeld protesteerde het college van B&W krachtig bij de NS tegen het voornemen om met ingang van de nieuwe dienstregeling ingaande 1938 geen treinen meer te laten stoppen te Wierden. Uit het archief van de gemeente Wierden blijkt verder dat bevolking en gemeente ook aan de bel trokken bij de Minister van Waterstaat en leden van de Tweede Kamer. De NS voelde echter niets voor de argumenten en was alleen bereid om reizigers “komende van de richting Deventer en bestemd voor Wierden en evenzoo in omgekeerde richting” zonder bijbetaling over Almelo te laten reizen. Na enige tijd werd de maatregel gelukkig weer teruggedraaid maar in 1947 waren er opnieuw geruchten dat het station Wierden (en alle andere stations op de lijnen Zwolle – Almelo en Deventer – Almelo) gesloten zouden gaan worden. Van vele kanten werd er geprotesteerd en in zaal Niezink (tegenover het station) werd op 14 april 1947 zelfs een vergadering belegd van de betrokken gemeentebesturen, afgevaardigden van Verenigingen voor Vreemdelingenverkeer alsmede landbouw- en middenstandsverenigingen. De burgemeester van Hellendoorn, dhr. Ed. C. Witschey, zat de vergadering voor en bepleitte “een onbelemmerd gebruik van de spoorweg” voor het platteland en met algehele instemming werd besloten een krachtig protest te laten horen richting de Nederlandse Spoorwegen. “Nadere studie” van de NS wees in 1950 vervolgens uit dat het mogelijk was om “- zij het aanvankelijk nog op sobere basis –“ Wierden te bedienen met elektrische stoptreinen. Direct gevolg van dit besluit was dat de NS busdienst (!) Almelo – Deventer kwam te vervallen.
De gemeente Wierden was blij met dit besluit en de bedankbrief die richting NS werd verzonden resulteerde in het besluit van Ir. F.Q. den Hollander, president van de NS, om tijdens de eerste rit van de elektrische trein op vrijdag 18 mei 1951 speciaal te Wierden te stoppen. Hij was dan ook bijzonder gecharmeerd van de toezegging van het Wierdense gemeentebestuur om “het reizen per trein opnieuw populair te maken”. Het tweede (huidige) stationsgebouw werd in 1965 in gebruik genomen en was een ontwerp van NS-architect Ir. C. Douma. Zijn ontwerp voorzag in een standaardindeling van wachtruimte/hal, plaatskaartenkantoor, bagage- en dienstafdeling en toiletten. De eerste twee exemplaren werden in 1964 gebouwd in Zuid-Limburg (Geleen-Oost en Bunde). Dit type stationsgebouw – met als bijnaam “plint” - is niet bijzonder mooi maar vooral praktisch. Wel werd er ruimte werd gecreëerd voor “colour locale” door een lokale kunstenaar de gelegenheid te geven om in de voorgevel een kunstwerk aan te brengen. Te Wierden werd dat een reliëf “ijzeren wiel op ijzeren spoorstaaf” van kunstenaar Joep Gierveld; Jan-Willem Veneman (1935-1988) van de Hexelseweg had hiermee een mooie metselklus. Het oude station werd afgebroken en maakte plaats voor een fietsenstalling (stallingstarieven: 15 respectievelijk 25 cent per dag per rijwiel c.q. bromfiets).
Het stationsgebouw is in 1992 opgeknapt maar heeft in 1997 zijn oorspronkelijke functie verloren; de Wierdense Manny Meulman was één van de laatste kaartverkoopsters. Inmiddels exploiteren Raymond en Marinka Sterk er sinds 1998 een Restaria; tot 2001 verzorgden zij ook nog de kaartverkoop. Tegenwoordig moeten treinkaartjes uit een onpersoonlijke automaat gekocht worden; het stemt op z’n minst tot nadenken dat de NS de verkoop van treinkaartjes in inmiddels ruim 100 plaatsen gedelegeerd heeft aan derden variërend van drogisterijen tot VVV kantoren! Een bijzonder “historisch restant van de vroege spoortijd” is de witte acacia bij de bushalte. De exacte leeftijd van deze gehavende boom is onbekend, maar een vergelijkbaar exemplaar bij De IJzeren Pot zou 175 jaar oud zijn! De boom is dermate beeldbepalend dat bij de voorbereidingen van de bouw van het huidige stationsgebouw gesteld werd dat “van groot belang is, dat de beide aangegeven bomen gehandhaafd worden”.
Cees Hoogendijk

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.