image/svg+xml

Jeugd op het Hoge Hexel

Verhaal

Jeugd op het Hoge Hexel

Plaatje bij verhaal: her1-4_foto1.jpg

Jeugd op het Hoge Hexel

Foto: De prachtige, oude boerderij van de fam. Klein Douwel aan de Piksenweg 13

Jeugd op het Hoge Hexel

Anton Klein Douwel werd geboren in 1932 op een boerderij op het Hoge Hexel en heeft de oorlog dus bewust meegemaakt.

Het speelde zich allemaal af in zijn lagere schooltijd op de RK-jongensschool aan de Kerkstraat in het dorp Wierden, waar hij dagelijks naartoe fietste. Hij kwam dan langs het Arbeidskamp op de Vossenbos, waar jongelui – vaak uit het Westen van het land - klaargestoomd werden om (in Duitsland) dienst te doen voor de Duitsers. Anton heeft meermalen gezien dat de toekomstige werklui of soldaten oefeningen deden, tijdens exercities werd er dan uit volle borst gezongen!

In dit kamp was ook een gaarkeuken, voor eigen gebruik. Het vervoer van voorraden gebeurde met paard en wagen, de zogenaamde “keezebrik”.

Op school was het verplicht gymoefeningen doen in de buitenlucht. Dat gebeurde op het voetbalveld op de Hoge Lucht. Als ze daar naartoe gingen, zagen Anton en z’n klasgenoten dikwijls grote groepen fietsende Duitse soldaten, met hun aparte helmen op het hoofd, die op commando hun fietsen massaal één en dezelfde kant op lieten vallen en in de houding sprongen. De discipline spoot eraf, wat de schooljongens natuurlijk erg interessant vonden.

In de anderhalf uur durende pauze gingen de leerlingen soms de straat op en Anton weet nog dat ze dan steeds meer aanplakbiljetten zagen, o.a. van de Landstorm.

Bij razzia’s, maar ook in andere gevallen van dreigend gevaar, loeiden de sirenes en moest iedereen zo snel mogelijk het klaslokaal verlaten. Meermalen hadden de jongens dan zo maar een vrije middag.

In 1943-1944 vorderden de Duitsers hooi voor de paarden die de paardenkarren trokken. Dit lieten de boeren natuurlijk niet over hun kant gaan en menigeen stak het hooi in brand onder het mom “er is een vonkje van een passerende locomotief op gesprongen en toen vatte het hooi spontaan brand”. Sabotage in het klein, maar zo droeg iedereen zijn of haar steentje bij aan het ondermijnen van het gezag.

Anton herinnert zich ook nog heel goed dat de etalages steeds leger werden in de loop van de bezettingsjaren, er was weinig te koop en het meeste was op de bon. Bij het oude bakkerijtje van Prümers aan de Marktstraat kon je gelukkig nog lange tijd aardappelkoeken kopen.

 

Boven de gemeente Wierden zijn diverse, geallieerde nachtjagers neergeschoten door de Duitsers. Een aantal van de omgekomen bemanningsleden lag oorspronkelijk begraven op het RK-kerkhof naast de kerk. Anton heeft staan toekijken toen ze overgebracht werden naar de Algemene Begraafplaats aan de Appelhofstraat, op één centraal punt in het dorp, waar ze thans nog steeds liggen en wier graven zo netjes onderhouden worden.

Dat de familie onderduikers had, daar waren de kinderen van het gezin Klein Douwel snel aan gewend. Er werd gewoonweg niet over gesproken. Ze kwamen eigenlijk ook alleen maar op straat om naar school te gaan, verder speelde hun wereld zich af rondom de boerderij.

Thuis op de boerderij werd natuurlijk (clandestien) geslacht, dat was beslist noodzakelijk, want de ettelijke onderduikers moesten ook eten hebben en die hadden vanzelfsprekend geen voedselbonnen.

Op een keer, net na de slacht, stonden er drie politieagenten op de stoep. De familie schrok verschrikkelijk, maar ze kwamen gelukkig alleen maar een stukje vlees halen. Ze hadden van de onderduikers gehoord dat er (voor eigen gebruik) geslacht was. De agenten waren overigens betrouwbare dienders.

Onder de onderduikers waren verzetslieden, die op zondag veelal naar het huis van meester Nieuwboer (ook Hoge Hexel) probeerden te komen, om daar overleg te plegen met kapitein “Evert” Lancker, de zeer bekende verzetsman uit het Twentse en Sallandse verzet, die zo onfortuinlijk aan z’n eind kwam bij een achtervolging door de Duitsers op 11 februari 1945.

Naast onderduikers had de familie meermalen evacués uit de rest van Nederland; zij moesten aansterken. Met enkelen hebben ze ook na de oorlog nog geruime tijd contact gehouden. Een van hen, een jongen uit Limburg, (die later emigreerde naar Australië) heeft twee zusters van Anton op hun trouwdag elk nog een lampetstel als huwelijkscadeau gegeven.

In 1944 onderging de boerderij een kleine verbouwing, uitgevoerd door oudere timmerlieden van Bouwbedrijf Jannink, aan wie vader Klein Douwel trouwens zijn tabaksbonnen goed kwijt kon. Toen vader in die tijd eikenbomen aan het planten was, zei een van die timmerlieden: “as dee beume groot bint, kon ’t wâ es weer oorlog wèèn ewes”. Gelukkig zijn die woorden voor ons land geen waarheid geworden.

Tegen het einde van de oorlog:

- werd er eens ’s avonds nog een paard met (kleed)wagen bij hen gevorderd, door een oude Duitser (die wel inzag dat de strijd verloren was, maar ja, die discipline!). Vorderen is misschien niet het juiste woord, omruilen zou beter zijn, want er werd een oude knol met een zeer zware wagen voor achtergelaten. Het paard van vader Klein Douwel had er die dag al heel wat arbeidsuren op zitten en liep dus niet al te fanatiek met de Duitser mee, die hem dan ook na zo’n drie kilometer al weer omruilde bij een andere boer.

- bestierde bakker Eshuis (tegenover het oude gemeentehuis, anno 2005 het pand Van Buuren) een soort gaarkeuken, waar Antons vader wel eens turf moest brengen van “het gezag”. De gaarkeuken was bestemd voor de vele evacués die Wierden intussen telde, komend uit het gehele land. Maar ook de schooljeugd kon er tussen de middag erwtensoep halen, die gemaakt was door de oude bakker Eshuis, waarschijnlijk in opdracht van de bezetter.

- gingen de Duitsers over tot “wanhoopsdaden” zoals het zand rijden naar Almelo. Op een zaterdag moest Antons oom zand voor ze wegbrengen, met paard en wagen bij Van Tol aan het Twente Rijnkanaal (het toenmalige einde van het kanaal) gehaald. Het moest naar het station in Almelo vervoerd worden, voor het geval daar brand uitbrak, want dan had men “blusmateriaal”. Er konden niet meer dan zo’n tien kruiwagens zand per keer op de wagen en dat dan drie à vier keer op en neer naar Almelo.

Dat zette dus geen zoden aan de dijk, maar de Duitsers waren weer tevreden. Anton weet nog dat de bezetter op de parallelweg van de Wierdenseweg, even voorbij de Bellinckhof, bij de oude watertoren, een tolboom hadden, waar zijn oom dan langs moest met het zand.

Na de bevrijding hebben ze nog geallieerde inkwartiering gehad op de boerderij: zo’n dertig soldaten van het Canadese Algonquin Regiment verbleven ongeveer een maand bij hen tot ze gerepatrieerd konden worden.

Anton lette altijd erg op hun taalgebruik en leerde zo spelenderwijs wat Engelse woorden, wat altijd van pas kwam.

Van deze soldaten kregen de jongens en meisjes natuurlijk allerlei lekkers: snoep, chocolade en sigaretten. Het waren vaak stoere, ruige knapen die een stevige borrel niet schuwden en dan op het erf met hun tanks tekeer gingen! De stenen bij de achterdeur vlogen in het rond!

Een van de (onder)officieren was nogal een rokkenjager, hij ging altijd “goed gestreken”[1] de deur uit, pet op, haren in het model, op weg naar de bioscoop in Almelo, naar een afspraakje. Eens, toen hij net z’n broek gewassen, gedroogd en gestreken had, liep hij achteruit en viel pardoes in de teil water die er nog steeds stond. Hilariteit alom natuurlijk!

Nog niet zo vreselijk lang geleden stond er een artikel in de krant over een vrouw uit de Gelderse Achterhoek die haar Canadese vader zocht. Er werd ook een foto bij afgebeeld en Anton herkende de betreffende officier meteen.

Aan het begin vertelde Anton al dat ze op de fiets naar school gingen, eerst nog op lucht- later op massieve banden. Deze banden had hij zeker nog tot 1947, toen hij al naar de Landbouwschool ging, op de plek waar nu eethuis het Heuveltje aan de Nijverdalsestraat is. Hij is er zelfs nog eens voor naar het Distributiekantoor aan de Rijssensestraat (waar thans ongeveer de Rabobank gevestigd is) geweest om te vragen wanneer hij nu eens bonnen voor luchtbanden kreeg. Zijn verzoek werd afgewezen, want er waren leerlingen die veel verder moesten fietsen dan hij – bijvoorbeeld uit Markelo – en die kregen voorrang.

Wierden, januari 2005

Anton Klein Douwel

(Bewerkt door G. Beukers-de Jong)

 

Bronvermelding:

Uit:  “Laatste herinneringen 1940-1945”

Uitgegeven door Stichting Historische Kring Wederden, 2005.

 

2 Noot redactie: zoals de Canadezen zelf                            

zouden zeggen: “dressed up to the nines”.

Trefwoorden:Tweede Wereldoorlog, Dagelijks leven, Werkkamp, Onderduik, Verzet
Locatie:Overijssel, NL, Wierden, Appelhofdwarsstraat 2

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.