image/svg+xml

Klokkenluiders Nieuwjaar 1951

Verhaal

Klokkenluiders Nieuwjaar 1951

Plaatje bij verhaal: oudejaarsnacht_1951_het_luiden_van_de_klok.jpg

Wierden en Oudejaarsavond, dat was vroeger een bijzondere combinatie. Als je als jongetjes op Nieuwjaarsdag op de markt kwam en je zag al die boerenwagens, gierketels, tuinhekken en ander gerief, dan begon het van binnen te kriebelen. Wanneer komt onze tijd om ook “heldendaden “ te verrichten? De jongens van de Appelhof smeedden  in  1951 samen met twee kompanen een illuster plan. Ze waren in de leeftijd van 13 en 14 jaar.
De “school met de bijbel”werd verbouwd. Daarom kreeg klas 6 o.l.v. meester Van Balen les in de consistorie van de Ned. Herv. Kerk. Henk Meijer had bedacht dat het raam dat uitzag op De Grote Maat op een kier te zetten, zodat je gemakkelijk naar binnen kon. Maar ja, dan was je nog niet in de toren. Hans Noltes (zoon van Noltes van de voormalige Boaz bank) wist raad. Bij hem thuis hing een sleutelbos met een sleutel die paste op de deur die vanuit de consistorie toegang verschafte naar de toren. Voor Piet Koch(overleden in 1988), Ben Harsta, Gerrit Harsta en de bovengenoemde jongens openden zich letterlijk vergezichten. Ze klommen via een lange zwiepende ladder  naar het luik boven  in de toren, van waaruit de vlag werd gehesen bij feestelijke gelegenheden. Dat luik kon half open en zie heel Wierden lag aan hun voeten. Wat een euforisch gevoel, vooral doordat het verboden terrein betrof. Als koster Meijer ( hij woonde naast de kiosk van Gait Klaas aan de Marktstraat) zich vertoonde, hielden ze lange tijd hun adem in.
Maandenlang was de toren hun mysterieuze speelterrein, dat ze, met hartkloppingen, regelmatig bezochten.

En toen kwam Oudejaarsavond 1951. De jongens van de Appelhof, samen met de twee andere kornuiten grepen hun kans. Er werd een strategisch plan ontworpen om aan de politiehanden van de heren, Kamp, Rozenmöller en Hofman te ontkomen. Twee van hen slopen de toren binnen. Op de eerste verdiepingsvloer trokken ze het klokkentouw naar boven, verlengden dat met een meegebracht stuk touw, sloegen één glas-in-lood-raampje stuk en wierpen het nu lange touw door dat ruitje naar buiten tot vóór de buitendeur van de toren. Mochten de dienders komen, dan konden  deze  jongens er snel van door. Toen de torenklok  11 of 12 had geslagen (er is thans binnen dit groepje discussie welk tijdstip), slopen de vier jongens naar de toren toe, terwijl er één de wacht hield bij meubelhuis Miel aan de overkant van de straat. Toen begon het gebeier. Dat hield aan totdat  één kompaan een schril fluitje liet horen, teken van dreigend gevaar. De jongens stoven weg, verstopten zich en toen hun alles veilig leek, kwamen ze samen op de afgesproken plaats.

Hun “heldendaad” hadden ze verricht. Maar nu? Ze flaneerden door het dorp, de borst vooruit, en vertelden dat  zíj het geweest waren die de klok hadden geluid. Na een poosje kwamen ze bij Fotograaf Kolkman. Ook aan hem vertelden ze  hun heroïsch verhaal. Jan Kolkman vond het prachtig en zei: “Kom mee!” Het was 1.30 uur van de eerste januari 1951. Vijf jongens stonden nu onder aan de toren quasi de klok te luiden. Fotograaf Kolkmans toestel flitste. De volgende dag stond hun foto in het “Dagblad van het Oosten”,  destijds de regionale krant naast de Twentsche Courant.


Bij de foto van links naar rechts:
Gerrit Harsta, Henk Meijer, Ben Harsta( bijna niet te zien), Piet Koch en Hans Noltes.

Thema's:Column uit DE WIEZER

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.